Inzichten


Van waar ik kom...

Deel 1 Thuiskomen uit de Grip van de Rooms Katholieke Focolare-beweging

Op 7-jarige leeftijd bracht een schoolvriendinnetje mij in contact met de Focolare-beweging, een wereldwijde organisatie erkend door de Rooms Katholieke Kerk en opgericht door een Italiaanse vrouw Chiara Lubich. De Focolare-beweging heeft een steeds dominantere invloed op de kerk gekregen sinds de oprichting na de Tweede Wereldoorlog. 
Als kind bezocht ik jaarlijkse Open Dagen en vakantiebijeenkomsten, ‘Mariapoli’s’, waar we spelenderwijs leerden hoe de stichteres Chiara Lubich het evangelie als leidraad nam voor een ‘Ideaal’ dat alle volkeren in liefde samen zouden leven. Ik was kritisch van nature en had grote vragen over mijn bestaan als pleegkind, maar ik was nog meer op zoek naar mensen om mijn spirituele interesse te delen, iets waar Focolare een moderne structuur voor leek te bieden. Ik wilde mijn band met God versterken, God die ik eerder als een lichtende wijsheid ervaarde, dan een 'liefhebbende vader' zoals Focolare God zag. Ik nam wel symbolen en uitdrukkingen van Focolare over om mijn diepere beleving uit te kunnen spreken, maar speelde verder heel vrij met de aanwezige kinderen, die Gen of Nieuwe Generatie, werden genoemd.

Toen ik Focolare leerde kennen in 1974 wist ik nagenoeg niets van mijn biologische achtergrond. Er waren ook nog geen media die positieve voorbeelden gaven van pleegkinderen waardoor iedereen ervan uitging dat ik uit een problematisch verleden stamde, wellicht verwaarloosd of uit een armoedige kribbe, en misschien onhandelbaar; voedsel voor tranentrekkende films en musicals die op mij geprojecteerd werden. Focolare bekeek mij ook zo, en de leiders waren overtuigd dat ze mij een betere basis konden geven door hun Ideaal. Als toegewijde rooms-katholieken die Moeder Maria als voorbeeld namen, paste ik perfect in hun beeld van zorg en dienstbaarheid aan de naaste. Maar om eerlijk te zijn, moet je de nuances in mijn geschiedenis in ogenschouw nemen om te begrijpen van waar ik kom.

Elf jaar voor mijn geboorte vond op 1 februari 1953 de grootste watersnoodramp van Nederland plaats, waarbij in één nacht 1.836 mensen in de provincie Zeeland omkwamen. Daaronder was bijna mijn hele biologische familie van moederskant. Dit familietrauma was dusdanig zwaar voor mijn moeder, dat het haar niet lukte om voor mij te zorgen toen ik in 1964 geboren werd. Ze was niet getrouwd met mijn vader, die uit een vermogende familie kwam welke weigerde mij te erkennen. Mijn vader heeft me overgedragen aan de Kinderbescherming maar via die instantie toch belangrijke financiële impulsen gegeven en een belangrijke invloed op mijn studie uitgeoefend. Dat wist ik als baby natuurlijk niet en hoorde ik pas toen ik eenmaal volwassen werd. Ik heb een korte tijd in een kindertehuis gewoond tot ik na een zorgvuldige selectie werd toevertrouwd aan mijn pleegouders. Fantastische, lieve mensen die niet deel wilden nemen aan de beweging, maar door Focolare ook vooral gezien werden als een toevluchtsoord voor het 'kwetsbare slachtoffer', Rosh. Hij had gewoon Gods liefde van Focolare nodig en zou enorme dankbaarheid teruggeven. Thuis waren we echter heel bewust dat het juist de wens van ma was om kinderen te krijgen, en dat mijn broer en ik een zegen waren voor mijn ouders. We werden daar gezien als een uniek geschenk en niet als vanzelfsprekend. We hadden dan ook een heel warm thuis, terwijl Focolare mij vooral wilde zien als een dramatisch project, zoals ook andere mensen als een project werden beschouwd in de wens om Eén grote familie van God te creëren.

Ik heb nog steeds herinneringen aan het kindertehuis, de stevige witte lakens en de spijlen van mijn bed. Maar vooral dat ik wist dat ik mijn uiterste best moest doen om gehoord te worden tussen de andere krijsende baby's. Ik bleef dan ook jaren extreem alert op omgevingsgeluiden, waarschijnlijk in een poging om mezelf te beschermen tegen machteloze, onbekende situaties. Al op jonge leeftijd was ik gewend geraakt aan veel mensen om me heen wat me misschien ook snel op mijn gemak deed voelen in de groepen van het Focolare. Er hing eenzelfde zachtmoedige sfeer als bij ons thuis en geleidelijk kreeg ik wijze inzichten en overzichten die zuiver en scherp waren. Men was alleen wel beducht voor mijn moeilijke en kritische vragen over de oprichtster Chiara Lubich. Want Chiara werd in de beweging erg op handen gedragen, terwijl ik haar kleine geschiedenis wel erg opgeblazen vond. Een verhaal dat door Focolarini steeds letterlijk herhaald werd, maar mij niet overtuigde. 
Vanaf mijn geboorte heb ik mensen scherp geobserveerd: Handelden ze met liefde, dan kregen ze mijn vertrouwen, zo niet dan was ik ook niet te paaien. Chiara had veel mooie woorden, die hypnotiserend werkten op veel Gen. Maar ik begreep niet waarom mijn liefde voor God uitgedrukt zou moesten worden in specifieke daden. En dat alles omkleed moest worden met sprookjesachtige euforie. En waarom steeds dat verhaal van Chiara herhalen als er veel sprekender ervaringen en persoonlijke gezichtspunten van mensen om mij heen waren? Ik had meer vertrouwen in het pact dat de jongeren van de Gen met elkaar sloten om ‘de wederzijdse liefde’ onder elkaar te houden. Ik wist dat het leven niet draaide om mooie woorden, maar om respect voor elkaar en aandacht in de praktijk: mijn (pleeg)moeder had deze zoon niet kunnen baren, maar deze ouders waren de puurste mensen omdat, ze zonder biologisch "recht" hun hart volledig voor mij openden als hun eigen zoon. Ik was dus niet zo onder de indruk van de woorden van Chiara, ik had warme, liefdevolle ouders die heel weinig woorden nodig hadden om liefde te geven. In tegenstelling tot veel jonge Gen, hield ik daarom mijn innerlijke afstand. Chiara's gedachten en geschriften over Eenheid hadden echter een duidelijk hypnotiserend effect, en haar horen spreken in strijdlustige euforische woorden, versterkte de sprookjesachtige sfeer met een gevoel van doelgerichtheid. In feite kleurden Chiara's fantasieën onze groepsbijeenkomsten. Totdat we thuiskwamen en weer onszelf werden. Ik raakte dan altijd een paar dagen verdwaald en voelde mezelf op een of andere manier tekortschieten.

Volgens Focolare had ik te veel persoonlijkheid, moest ik nederiger worden, stiller. Mijn 'oude' zelf was te speels, te koppig. Dus nadat ik aanvankelijk onder de indruk was geraakt van de begeleiding van een paar Focolarini die hun best deden om mijn jeugdige capriolen te temperen met geduld en liefde, werd ik nu steeds meer in een spiritueel keurslijf gestopt. Ik begon de spontane kansen te missen om het soort nobele ridder voor de zwakken te zijn, zoals ik me als kind had voorgesteld. Dat was mijn meest natuurlijke drijfveer.

Buiten Focolare, in de gewone wereld, was ik populair en uitgesproken en had ik een heel ander imago dan binnen de beweging. Buiten werd mijn karakter ervaren als een kracht die anderen beschermde, zoals het meisje dat mij had geïntroduceerd in het Focolare. Monica kwam uit een groot gezin waar iedereen intensief deelnam aan de beweging, wat resulteerde in een heel specifiek taalgebruik, Italiaanse gezichtsuitdrukkingen en ouderwetse kleding. Op school probeerde ik haar bij de groep te betrekken, een brug te zijn zodat ze erbij zou horen en niet alleen in de klas zou blijven. Ik moedigde haar ook aan om haar ambities te volgen, om buiten de grenzen van haar familie te denken. Ze was een intelligente en grappige vrouw en op dat moment wilde ik haar wereld verkennen. Bij haar thuis was het Focolare leidend en werd er veel intensiever over God en het leven gesproken dan bij ons. De buitenwereld werd afgewezen als grof en negatief, goddeloos en fout. En het was nieuw voor mij om te zien dat de 3 broers en de zus van Monica zo gedreven waren om betekenisvolle posities in de beweging te hebben. 
Ze onderhielden nauwe contacten met het dichtstbijzijnde Focolare huis en al snel ging ik mee naar wekelijkse bijeenkomsten van jonge Gen. Vanaf dat moment begon mijn geestelijk bewustzijn langzaam te veranderen van dat van een nobele jonge ridder, in die van een gedisciplineerde diplomaat van God, die beter zweeg tenzij hij toestemming kreeg om te spreken.

Mijn nieuwe beeld van ridderlijkheid was ‘een heilige plicht om beter te zijn’, om met gepolijste taal te spreken, om van mijn presentatie in Focolare een onberispelijk visitekaartje van God te maken, en om kleine daden te verpakken in een heroïsch verhaal van Liefde voor de naaste, in de wekelijkse bijeenkomsten van de “Gen Eenheid”. Dergelijke ervaringen vertellen was volgens Focolare noodzakelijk om de onderlinge liefde in de groep te versterken. En de meest gewaardeerde vorm van liefde was als we dingen deden tegen onze eigen wil en verlangens. Ons werd geleerd om juist pijn onder ogen te zien en die om te zetten in liefde voor God. 

Bij mijn ouders thuis hoefde ik zelden te helpen, in de beweging was het een zaak van eer om de lastigste taken met militaire precisie te volbrengen. Echt nobel vond ik dat toen. Maar door altijd tegen je eigen wil in te werken, wordt spontaniteit afgebroken tot een zelfopgelegde plicht, een dode formule die veel meer energie kost dan je ooit kunt bijtanken. Ik kwam erdoor in het nauw, leerde liegen als ik in de ogen van het Focolare geen noemenswaardige acties had verricht, en leerde zo om een ervaring groter en specialer te maken. 

Het Focolare riep me in voor allerlei zaken, nam me zowel fysiek als geestelijk in beslag waardoor ik nog zelden thuiskwam. In het weekend waren we als Gen actief voor de goede doelen van de beweging, zoals het bakken van pannenkoeken op een wintermarkt voor een project in Kameroen, of het van deur tot deur promoten van onze eigen rommelmarkten, het inzamelen van goederen, het maken van kerstkaarten, het urenlang luisteren naar Chiara's tapes en bovenal het opvolgen van ideeën en opdrachten van degene die verantwoordelijk was gemaakt voor de lokale groep. Onervaren en ongeschikt als deze ook mocht zijn, vanuit het perspectief van Focolare was iedere aangestelde persoon in staat om groepsprocessen te begeleiden en mensen te voorzien van bindende commentaren: “Misschien kun je dit of dat, beter zo en zo doen?" En "misschien moet je een nieuw contact op die en die manier benaderen en dan uitnodigen voor de jaarlijkse (werving)bijeenkomst’? “Misschien” was dan een order. 

Persoonlijkheid moest in de beweging klein gemaakt en gehouden worden, dus werd ik in die periode absoluut niet aangesteld als verantwoordelijke. Men vond het wijzer dat ik het maandelijkse “Woord van Leven” rondbracht, een zin uit het evangelie op een gevouwen A4tjes waaronder Chiara’s begeleidende tekst. Of dat ik immobiele ouderen verplaatste, internationale telefonische groepsverbindingen met Chiara, “collegamento’s”, ondersteunde. Afwassen en strijken was ook nuttig, en als ik het belang kon aantonen voor de Eenheid, mocht ik zelfs even studeren.

Aanwezig zijn in het Focolare huis, een plek waar mensen samenleven zoals priesters en nonnen dat doen, werd voor mij het belangrijkste doel, ook al verstoorde het de persoonlijke gesprekken met God enorm. Mijn hoofd registreerde dit wel als foute boel, maar toch ging ook ik spreken, kijken en lachen als een Focolarino. En ook ik ging bewuster gebruik maken van de zalvende spreektaal waarvan de hypnotische werking merkbaar was: mensen ervaarden gesprekken als een zegen en deelden hun diepste gedachten. De laatste knieval die ik maakte was, dat ik Chiara ging verdedigen als charismatische leider. Ik onderdrukte mijn kritiek zoveel mogelijk, ook al bleef ik me ongemakkelijk voelen wanneer een dwepende menigte achter Chiara en haar auto aanrende. Waarom zette ze nooit een rem op dit gedrag? Wat had dit nog met God te maken?

In mijn latere puberteit concludeerde ik dat het leven in de beweging mijn roeping was, al werd God meer en meer overstemd door het geluid van eigen vragen en gebeden. Mezelf als persoon ontkennen aanvaarde ik als de grootste daad van liefde, en zo gaf ik Focolare gelegenheid om nog dieper in mijn wezen te kruipen. Ik was zelf het beeld geworden van een arm pleegkind dat gered was door Focolare en omarmde de steeds gebiedender opmerkingen naar mij toe: Dat grapjes geen pas gaven, dat spelen nooit ravotten kon zijn, en dat mijn idee van ridderlijkheid misplaatst was… Ik moest heldhaftig op de knieën gaan voor God, wat betekent kneedbaar zijn voor het Focolare. En toen ik helemaal doordrongen was van mijn hardnekkige ‘oude mens’, werd mijn positie ineens opgehoogd naar “interne”, iemand die bij de kernleden van de beweging hoorde. Zo bekroont Focolare gewenste talent en kracht, nadat de persoonlijkheid en kritiek verstillen. Tenzij expressief gedrag natuurlijk gunstig was voor het maken van nieuwe connecties. De overige mensen in de beweging werden, net als in de rest van de ‘goddeloze’ wereld, buiten elk leiderschap gehouden.

Mensen die dus geen millimeter afweken van de lijn die Chiara uitzette, werden op alle niveaus in de Focolare beweging verantwoordelijk gemaakt voor het “Werk”, capabel of niet. En in de loop van de tijd kregen deze personen allerlei psychologische en theologische autoriteit toebedeeld. Ze konden de mensen onder hun hoede regelmatig vernederen en berispen zonder logica. Vaak genoeg werd mensen op een (nagespeelde) Italiaanse wijze duidelijk gemaakt, wat “de werkelijke wil van God” was voor die persoon. Altijd gericht op het kwetsen en vernietigen van een gevoel van eigenwaarde. De Focolarini waren zo zeker van hun eigen betekenis, wat mij nu geestelijk nogal arm lijkt.

Een voorbeeld van gebrekkig leiderschap. Ik werkte een keer in het Nederlandse centrum van de beweging met iemand die fysieke en geestelijk kwetsbaar was. Wij waren met een zwaar bedwelmende chemische spray bezig om de enorme buitenmuur, handmatig schoon te maken. Zonder bescherming voor de mond, en in de felle zon. Na enkele uren kwam het hoofd van Focolare Nederland, ‘capo zona’ Lella met enkele Focolarine langs, dat zijn mensen die buiten de kloosterordes van de kerk samenleven, maar dezelfde geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid afleggen. Lella vroeg me om even met haar mee te lopen om wat zaken te bespreken en gaf een andere Focolarina de opdracht om mijn werk met de vrouw, over te nemen. Ruim een uur later gingen we allemaal lunchen, en ik zocht naar de vrouw waar ik mee had gewerkt aan de buitenmuur. Niemand wist waar ze was, en de Focolarina die in mijn plaats met de vrouw zou blijven, zat aan tafel met Lella en ging volledig op in haar verhaal. Zij “maakte zich Eén” met Lella en had zodoende geen oor naar mijn vraag. Uiteindelijk ging ik het terrein afzoeken en kwam ik terug bij de buitenmuur. De gezochte vrouw zat nog steeds met een krabber verf van de muur te halen, helemaal rood en versuft van de zon. En ze verontschuldigde zich zelfs voor de afwezigheid van de Focolarina: "Ze ging even wat halen maar komt zo terug hoor!". De Focolarina had haar in feite in de steek gelaten om maar weer snel bij Lella te zijn. 

De kwetsbare vrouw bij de muur was een buitenstaander gebleven, zelfs op deze plek van 'wederzijdse liefde'. Dit raakte mij en maakte me boos op woorden als ‘de Verlaten Jezus beminnen’, oftewel : blijf bij degenen die het nodig hebben, zoek niet je eigen eer. Maar als woorden zo vaak gezegd worden, neemt de betekenis af. Waar was de liefde voor deze vrouw, voor mensen die hun problemen onzichtbaar dragen? Focolarini zagen niet hoe de vrouw haar werktaak met liefde opvatte, en eigenlijk over de verdwenen Focolarina zei: “Vergeef het haar, ze weet niet wat ze doet.” Tot zover de liefde voor de naaste, zoals Jezus die van ons vroeg. 

Eenheid in de beweging ging niet over het oplossen van problemen en het samen genieten van die Eenheid. Het ging over het publiekelijk verwoorden van open wonden, het (laten) ervaren van pijn en er vervolgens een heldhaftige draai aan geven als waren wij gehoorzaam aan de ‘Wil van God’. Mijn gemis van biologische ouders moest gevoeld en geduid worden als een zware last, een onophoudelijk gebrek aan liefde dat alleen Chiara Lubich’s ideaal en onze onderlinge liefde, kon oplossen. Het Focolare wilde mijn levensverhaal koste wat kost, ‘bezitten’. Ik mocht dus niet gelukkig zijn met mijn leven dat veel kleurrijker was dan het zwart-wit van Chiara’s boodschap. 
Tegenover die fantasie stond mijn werkelijkheid van een zorgeloze en liefdevolle opvoeding met prettige jeugdervaringen, zeer fijne vrienden en pleegouders. Het was juist daardoor, dat ik als een van de weinigen nachtenlang naar Gen jongeren kon luisteren die problemen hadden en wel bij hun biologische ouders woonden. Ik gaf eigen inzichten die later door Focolarini verworpen werden, en niet zelden gevreesd. Ik paste niet in het format, alleen de woorden en richtlijnen van Chiara konden geluk brengen.

Seksualiteitswonden

De katholieke beweging van Focolare, heeft haar centrum in Rome, wat in mijn jeugd nog onbekend en ver weg was. Wij waren In Nederland vertrouwd met vele andere kerkelijke stromingen, ontkerkelijking en een vrijere seksuele moraal, waardoor we Katholicisme toen veel persoonlijker en kritischer beleefden dan in het Italië van Chiara. Op jaarlijkse congressen in Rome zagen we hoe Chiara van een strenge lijn was en van ons jongeren verwachtte dat we elke fysieke relatie of contact afhielden, inclusief met onszelf. Alleen een aanstaand huwelijk tussen man en vrouw maakte omgang geoorloofd. Elke ander vorm van affectie was verboden, en vriendschap werd gezien als een sta-in-de-weg van de onderlinge Eenheid.

De Nederlandse Gen waren opgevoed met waarden en normen die genegenheid en vriendschap hoog in het vaandel hadden staan, waardoor het voor ons moeilijk was om de regels te volgen die in Focolare golden. Voor mij betekende het dat ik, na het leren onderdrukken van mijn eigen denken, in de puberteit mijn lichamelijke bewustzijn moest gaan ontkennen. En zonder ook maar een vrijwillige gelofte te hebben afgelegd, verwachtte de beweging van ons dat we ons fysiek aan God zouden wijden en als jongeren ‘in zuiverheid’ zouden leven, zoals monniken deden. Deze druk heeft mijn psyche geen goed gedaan.

Maar er werd ingegrepen. Toen ik 12 jaar was stuurde mijn biologische vader mij naar een elitair internaat in Venray, om de middelbare school (Havo) af te ronden. Dit internaat lag geheel buiten de invloedsfeer van het Focolare, waardoor ik mij meer bewust werd van mijzelf en mijn afkomst. Ik moest even wennen aan de ongekende luxe en het personeel dat 24 uur per dag voor ons klaar stond. Het internaat was namelijk gereserveerd voor kinderen van de hoge adel, diplomaten en welgestelde zakenmensen en stond gescheiden van de middelbare school waar we lessen volgden. Naast studie was het hoofddoel om onze eigen individualiteit te ontwikkelen, dat deel van mezelf waar het Focolare me van had willen weggehouden. Mentoren moedigden me aan om actief gezagsposities in te nemen en een voorbeeld te zijn van beschaving en naastenliefde. Eigenlijk precies zoals ik me dat van kinds af aan had voorgesteld als de rol van een nobele ridder.

Met nog alle ‘ondeugden’ van Focolare in mijn achterhoofd, kon ik op het internaat helemaal niets egoïstisch, gierigs, gulzigs of verwaands ontdekken. Dat waren misplaatste labels die Focolare blijkbaar op anderen plakten om zichzelf als betere hoeders van God, geld en goederen af te schilderen. Op internaat leerden we heel goed om het eigen (soms aanzienlijke) bezit met respect te gebruiken, ook het bezit van lichaam en leven. Niet om zomaar weg te geven, maar om met elkaar te delen als we dat wilden. Je kunt zeggen dat we leerden vertrouwen op een investering in elkaar. En zo kreeg ik mijn stem terug, met God nog steeds naamloos aan mijn zijde. 

Ik werd smoorverliefd op een meisje van het internaat, Pascale, maar raakte helemaal verlamd door mijn gevoelens. Ik had plotseling enorme angsten, niet perse vanwege die gevoelens maar vanwege het gebrek aan controle over mijn gedachten waar ik koste wat kost vanaf wilde. Natuurlijk had niemand door hoe hard ik aan het vechten was tegen de behoefte om dit meisje de hele dag vast te houden, de geur van haar parfum op sjaaltjes en truien te inhaleren… Laat staan dat iemand kon bevroeden hoezeer ik mezelf helemaal afkeurde om deze fysieke behoefte. 
Maar Pascale was licht als een vlinder, onbevangen en open voor al mijn gestuntel. Ze stelde me gewoon voor aan haar vader, directeur van een olie multinational die haar regelmatig in de weekenden kwam opzoeken. We hadden dezelfde humor en hij was al net zo liefdevol als zijn dochter. Maar ik begreep de signalen totaal niet, ik vertrouwde de liefde niet en was voortdurend alert op een onvermijdelijk komend verdriet. Dus verschool ik me achter mijn gitaar en verplichtte mezelf om, gestoken in kakkleding met sigaret aan de mond, andere meisjes te versieren die interesse in mij hadden. Maar het lukte me niet om mijn gevoelens voor Pascale te temperen.
Pascale had helemaal geen schaamte om mijn openlijke geflirt, en uiteindelijk kon ik haar ook voorzichtig aanraken. Van binnen heb ik dat nog lang ervaren als grensoverschrijdend, zwak en onzuiver gedrag. Maar toen ik op een dag geschrokken was van de enorme zuigzoen die ik onbewust in haar nek had gegeven, reageerde Pascale juist heel lief en liet haar sjaaltje thuis toen we naar school gingen. 

Ik vond het allemaal heel ingewikkeld met mijn zelfopgelegde remmingen en angsten, duidelijk afkomstig van datgene wat Focolare als goed en fout had ingeprent. Dus In plaats van gelukkig te zijn en 4 jaar te genieten van de dagelijkse aanwezigheid van een prachtig meisje, was ik veel te afhankelijk geworden van een soort zelfopgelegd imago van afstand en beheersing. Waardoor ik in stilte al mijn ongegronde jaloezie moest managen, wat ik natuurlijk nooit kon toegeven aan Pascale. Ik probeerde het uit te leggen, maar raakte steeds verdwaald in haar elegantie en oogverblindende schoonheid. Zij was vrolijk en ontspannen en leek geen steun van mij nodig te hebben, wat me onzeker maakte over mijn betekenis. Maar ze trok me dan in haar levendigheid mee naar restaurants en juwelierszaken en in onze vrije tijd maakten we komische sketches waarbij ze dan hardop lachte om mijn gezichtsuitdrukkingen… Zulke momenten waren ontroerend nieuw en zo kostbaar, dat ik er bijna pijn van ervaarde. Dit was ondenkbaar in relaties tussen Gen en Focolarini, dit was hoe ik helemaal mezelf zou kunnen zijn, alleen was dat buiten de beweging. Beetje bij beetje werd ik afhankelijker van de waardering van Pascale, die me overspoelde met warmte en energie maar mijn persoonlijkheid natuurlijk niet van binnen kon versterken. En dat was hard nodig, dat ik in mijn eigen verhaal ging staan, onafhankelijk van haar.

Tijdens het afstuderen hebben Pascale en ik een eindexamen act gedaan in de stadsschouwburg, wat een groot succes bleek. Het bracht ons op het idee om auditie te gaan doen voor de toneelschool, maar ik bleef aarzelen waardoor we de inschrijving misten. Vervolgens raakte ik ook nog in paniek tijdens de diploma-uitreiking; ik wist dat mijn officiële naam op het diploma stond en zou worden afgeroepen, niet de enige bekende achternaam van mijn pleegouders. Ik verstijfde en kreeg flashbacks van gesprekken in het Focolare, van ogen die weer gericht waren op het verinnerlijkte slachtoffer, Rosh het pleegkind. Ik bleef muisstil, voelde me weer in het nauw gedreven... riste het diploma van het podium en wilde mijn goede cijferlijst vooral niet aan de ouders van Pascale laten zien. Natuurlijk kon ik niet onopgemerkt hun stoelen passeren, dus ik voelde me vreselijk. Tijdens een feestje later die avond vertelde ik mensen ook nog dat ik geen echte acteerwensen had. Ik durfde niet toegeven aan wat Focolare zag als “zoektocht naar eigen glorie”.

Het werd me duidelijk dat ik nog lang niet in staat was om een normale relatie aan te gaan of anderszins succes te boeken. Ik liet Pascale los om, in de woorden van de beweging, “opnieuw te beginnen”, alsof dat ooit mogelijk is. Ik ging op kamers in de nabijgelegen stad Nijmegen om daar nog 2 jaar VWO te doen, me krampachtig vasthoudend aan een studievriend en het nachtelijk leven met enkele oude internaatvrienden. Ik was een loze 18 jarige, die nog moest leren om alleen te leven in een klein huis, zonder een vertrouwde sociale omgeving. Dat was heel eenzaam. Ik ging meer drinken en meisjes oppikken in een club en kon geen doel vinden. Tot enkele Gen me weer kwamen opzoeken en bleven uitnodigden bij hun thuis, en voor bijeenkomsten. Ik zou weer terugkeren naar de enige bekende plek voor mijn ziel.

Arbeidswonden

Studeren lukte niet meer dus ik stopte ermee. Het creatieve kind dat trompet en gitaarlessen had gevolgd op de muziekschool, menselijke figuren had geboetseerd in klei en allerlei sketches verzon, was ineens helemaal uit zijn natuurlijke staat gehaald. Om “mensen te dienen” volgens het recept van het Focolare. En hoe dat moest, dat wilde ik nu wel graag van anderen horen. Hoe kon ik mijn talenten het beste inzetten? Die vraag werd beantwoord door het hoofd van Focolare Nederland, ‘capo zona’ Lella: “Wij zouden graag willen dat je ons komt helpen om het eerste Mariapolicentrum in Nederland op te bouwen. Wat denk je Rosh?” “Si Lella.” Ik gehoorzaamde als vanzelf.

De Katholieke Kerk was eigenaar van het landgoed van een voormalige graaf in Baak, waarop een groot historisch woonhuis stond met diverse bijgebouwen, omgeven door een gracht. Het geheel werd ter beschikking gesteld aan de Focolare beweging. En ik was blij dat ik mezelf en mijn fysieke kracht kon inzetten om te helpen, en tegelijk mijn leven weer wat op orde kon brengen. Ik besefte destijds nog niet dat ik spiritueel ontworteld was door de mensen met wie ik nu opnieuw wilde leven in zelfopoffering en -ontkenning. Ik denk dat dat was omdat ik de Beweging op dat moment als redding zag, ik was hen dankbaar. Focolare verwelkomde mij ook direct als een voorzienigheid van God en beschouwde het vrijwilligerswerk dat ik voor hen deed als Gods wil voor mij, niet als iets waarvoor zij zelf een (gedeelde) verantwoordelijkheid hadden.

Twee Gen-jongeren werkten met mij aan de renovatie van een groot bijgebouw waar voorheen een kloosterorde actief was geweest. Het was noodzakelijk om enkele constructies te verwijderen en aan te passen zodat het gebruikt kon worden als een modern 'Mariapoli'-centrum, een werk en woonplek voor Focolare-leden. Eerst sloopten we ruim 20 chambrettes (houten slaapvertrekken voor zusters zonder plafond) om nieuwe hotelkamers te bouwen voor gasten die voor verschillende weekend- of vakantiebijeenkomsten kwamen. 
Veiligheid was bij dit vrijwilligerswerk niet voorzien, sterker nog, we gebruikten gereedschap en apparatuur die niet geschikt was voor dit zware - en in essentie professioneel werk. Er deden zich dan ook vaak gevaarlijke situaties voor waarbij, onder het zingen van allerlei liedjes van een internationale rockband 'Gen Rosso', houtsplinters in het rond vlogen of puin over ons heen viel. Maar zelfs in deze situaties geloofden de Focolarini dat door goede wil en dienstbaarheid aan God, alle moeilijkheden het hoofd konden worden geboden: God zelf zou ons tegen alle gevaren beschermen: het was een “Goddelijk avontuur”. Vanzelfsprekend dankte ik dan ook de hemel als ik vlak naast een grote verticaal opstaande spijker uit was gegeleden, en niet er bovenop. Achteraf gezien vind ik deze manier van werken wel zeer onverantwoord en riskant.

We waren 24 uur per dag beschikbaar voor activiteiten in het Mariapoli centrum, met als gevolg dat we soms in een bedwelmende roes van moeheid terechtkwamen. Lella leidde persoonlijk de bouw van het centrum en ze deed vaker een beroep op mij om tijdens het weekend voor de deelnemende jongeren en vrijwilligers te zorgen en hen te begeleiden bij hun werk. Deze mensen vertelden me tussendoor hun levenservaringen die me diep konden raken. Door mijn overgave aan de situatie, kwamen er woorden en inzichten in me op die voor anderen een waardevolle leidraad of troost bleken te zijn. Want al kwamen de strubbelingen van mensen ongefilterd hard bij me binnen, ik leek tegelijkertijd ook wel verlicht. Ik was hiervoor alleen niet getraind, en dat voelde psychisch zwaar en onmachtig. Lella gaf me echter veel complimenten, moedigde me juist aan en gaf me meer verantwoordelijkheden tijdens het verbouwen. 
Aan bijna alle onderdelen van de gebouwen heb ik gewerkt: Steen bikken voor elektriciteitskabels, muren slopen en weer opbouwen, het construeren van vele slaapkamers middels houten frames en gipsplaten, het plaatsen van plafonds, egaliseren en betegelen van vloeren in wc’s en badkamers, de centrale keuken in een gewelfde kelder strippen en betegelen, vloerbedekking leggen in de kolossale ruimten, hoge gordijnen ophangen, de grote serre en eetruimten behangen, historische kozijnen, deuren en trappen schuren en verven, de buitenmuren behandelen en het pleisteren van binnenmuren. Maar ook het onbeschermd leeghalen van zolders met asbestisolatie en daar glaswolisolatie aanbrengen, zonder mondkapje.

Het is niet verwonderlijk dat ik destijds regelmatig kriebels in mijn longen voelde, en er nu 40 jaar later luchtwegproblemen van heb. Ook kreeg ik in 2004 plotseling acute rugpijn waardoor ik een jaar lang niet kon lopen. Op de röntgenfoto's zag de dokter een onverklaarbare vorm van leeftijdsgebonden artrose, die alleen af en toe voorkwam bij bouwvakkers. Ik was 41 en had nog nooit ergens anders dan in Baak fysieke inspanning geleverd. Pas sinds kort heb ik die link met het harde werk in de beweging gelegd, net als dat het besef groeide van de grote risico’s die met mensen genomen werd tijdens het renovatiewerk. 
Ik ben meermalen aan de dood ontsnapt. Zoals een keer tijdens het isoleren van de zolder van het hoofdgebouw, toen ik met een nest dode vleermuizen én oude asbestisolatie(!), dwars door het dunne gipsplafond zakte en letterlijk centimeters naast een statig trappenhuis van zeker 10 meter diep, neerkwam. Ik had niets gebroken en ik leefde nog, dus de gammele stellage die de plafonbalken moest ondersteunen, bleef gewoon in gebruik. Een vrijwilligster bracht me wel een kopje thee en bagatelliseerde het gebeuren met een zekerheid dat ik beschermd was door God. Net als toen ik buiten op een slechte ladder stond en er een stenen rand loskwam van het dak en mijn arm schampte? 
Alles ging steeds bijna mis.

Gedurende een jaar in het Mariapoli centrum, vroeg Lella me regelmatig om mee te denken over bouwmatige beslissingen en organisaties van bijeenkomsten. Maar ook vroeg ze steeds vaker aandacht voor haar persoonlijke behoeften. Onze relatie werd vertrouwelijker en ze schonk veel aandacht aan mijn kritiek op Focolare, waar ze zelf ook verstrikt in leek. Naast haar interesse in mijn werkzaamheden, inmiddels ruim 14 uur per dag, verdedigde ze me resoluut tegen afkeurende kritieken van sommige Focolarine en zei me niet te laten weerhouden en vooral door te gaan met geestelijke begeleiding: “Bemin en doe wat je wilt.” 
Zij was degene die taken gaf aan de verantwoordelijken van het centrum door kleuren toe te wijzen. Ze gaf mij de kleur indigo (=wijsheid) en geel (=gebed en geloofszaken) als prioriteit. Op deze manier liet Lella mijn waarde zien en voelde ik mij op natuurlijke wijze erkend. Tegelijkertijd kwam ze 's avonds steeds vaker alleen bij mij op de slaapkamer om te praten, en bracht me dan in verwarring door zeer intieme aanrakingen. Deze gerichte bezoekjes en het opvallende gedrag van Lella in mijn aanwezigheid, moeten zeker zijn opgevallen bij de Focolarine rond haar. Ineens werd ik door hen erkend als ‘gewichtig’ in de hiërarchische orde en knikte iedereen instemmend op mijn uitspraken. Alsof ik ineens de vertolker van “de wil van God” was geworden. 

Op een avond overviel de leider van de Gen jongeren me met de mededeling dat ik naar de internationale Genschool in Loppiano (Italië) mocht gaan. Deze reis van meerder weken naar een van de stadjes van de beweging was een belangrijke aanwijzing voor ambities van Focolare met leden: ik was door hen geschikt bevonden voor leiderschap, maar mocht daar zeker geen eigenwaarde aan ontlenen. Kardinaal Simonis had voorgesteld mijn reis te betalen, wat me deed afvragen of ik nu geestelijk op koers zat. 
Loppiano werd een verdiepende reis en we verbleven met jongeren van allerlei nationaliteiten in verschillende huizen. Dagelijks volgden we een programma over de inzichten van Chiara, de naastenliefde in aspecten als sport en werk, en we bedachten muzikale shows over een thema van geloof. 
Met god was ik niet goed in balans. En ik had moeite met de rigoureuze afwijzing van 'speciale' vriendschappen wat elk aanhoudend persoonlijk contact al snel verdacht maakte en iedereen beperkte tot uitwisseling van spirituele ervaringen en korte beleefdheden. Maar de meeste moeite had ik toch met geveinsde broederschap. Het met één handgebaar koffie aanreiken en met de andere iemand doodschieten. Ik wist zeker dat het Focolare leven niet voor mij was. 

Lella stelde voor om in ieder geval in Amsterdam te komen studeren, vlakbij het zonecentrum. Zij maakt me enthousiast om fysiotherapie te kiezen, een volgens haar ‘mooie manier om het “Werk” verder te brengen’ en Focolare te ondersteunen. Ik besloot haar vraag als een opdracht aan te nemen. 
Vlak voor mijn vertrek uit Baak hield de financieel assistente van Lella mij echter aan met het dringende verzoek om 350 euro bij te dragen aan de verblijfskosten van het Mariapoli centrum. Er knapte toen iets in mij. Ik stond sprakeloos in de hal in mijn versleten kleding, en begreep er niets van. Ik had toch al mijn tijd, gezondheid en kracht gegeven om het hele Mariapoli centrum om te toveren in een luxe sterrenhotel? Ik had daarnaast toch ook huur betaald van een kamer in Nijmegen waar ik nooit verbleef, en hoe zat het met alle vervoerskosten, verbruikte kleding en persoonlijke spullen? En nu wilde de assistent van Lella nog meer? Kwam dit van Lella af? Ik belde mijn ouders, die woedend waren. Mijn voormalige vrienden uit de beweging twijfelden geen moment en kwamen me meteen met een auto ophalen. Het geld heb ik niet gegeven.

Ik wilde na dit voorval op mezelf gaan wonen, maar door aanhoudende woningnood in de hoofdstad, bleef ik afhankelijk van een kamer die de beweging voor me had vrijgemaakt in het ‘Genhuis’, een groot appartement voor ‘interne’ Gen die studeerden of werkten.  
Lella nodigde me steeds uit om haar te bezoeken in het zonecentrum, een nabijgelegen Focolarehuis, waar ze inmiddels weer vaker verbleef dan in Baak. Haar bedoelingen naar mij toe werden verfijnder maar ook intiemer, iets wat we nu 'grooming' zouden noemen. Lella zocht mijn nabijheid middels organisatorische hulpvragen, hield mijn hand dan lang vast, streelde mijn gezicht en haren als we alleen waren, en gebruikte haar stem en ogen om indirect haar ‘menselijke interesse’ dus verboden liefde voor mij te uiten. Soms deed ze dat ook met een hele groep mensen erbij. Ze kon bijvoorbeeld voor een groep spreken over een thema als ‘Affectie’ en zich plotseling tot mij wenden en zeggen: “Wij moeten allemaal onze verlangens onder controle houden, hè Rosh?!” Je zou dan kunnen denken dat Lella gewoon een groot hart had en mijn persoonlijke worsteling met intimiteit begreep, maar als je gegroomd wordt, weet je wel beter. Het is alleen moeilijk om ware motieven te identificeren als iemand geleidelijk de persoonlijke integriteit overschrijdt met kleine aanrakingen en woorden. En nog meer als een vrouw moederlijke aandacht gebruikt voor seksueel getinte avances.

Lella had gehoord dat ik erg van bergwandelen hield, en stelde die zomer voor dat ik met een aantal Focolarine uit haar huis, op vakantie zou gaan naar Noord Italië. Ik had nog weinig vriendschappen op kunnen bouwen in Amsterdam, dus stemde ik in. De ambassadeur van Italië in Nederland had zijn huis in Sestriere aan ons beschikbaar gesteld. 
Met een Braziliaans Focolarina uit Lella's zonecentrum, iemand die anders altijd zeer gereserveerd was gebleven, kreeg ik meteen een heel diepe band. We wandelden veel samen en deelden spontaan onze interesse voor kunst, muziek en poëzie, hadden zelfs vergelijkbare inzichten over het leven met God en Focolare. Zij was daarvoor al 25 jaar in Europa en door vrijuit te praten over onze levens, kregen we een beter beeld over onszelf en onze geschiedenis. Zij bleek jaren onbegrepen om haar vriendschappen, en werd daarom regelmatig naar een ander land gestuurd. Op verschillende wijze had de militante levensstijl van Focolare ons beiden vooral spiritueel in het nauw gebracht.
 
In Amsterdam bleven we elkaar daarna 'stiekem' ontmoeten in parken, op markten, en keken we voetbal in het zonecentrum als zij alleen was. Allemaal dingen waar we ons weer mee konden identificeren als mens. Door deze relatie te ontwikkelen, werd de afstand tot Chiara en de beweging groter en ontdekte ik op een moment dat kunst mijn persoonlijke “taal” was en ik dat wilde studeren. De Focolarina genoot van mijn werken en kwam regelmatig naar mijn atelier of in het Genhuis als ik er alleen was. Zij moedigde mij aan om leraar te worden omdat ze vond dat ik zo duidelijk kon uitleggen. Op een dag kwam een huisgenoot echter te vroeg thuis van werk en we wisten meteen dat de aanwezigheid van een Focolarina, verdacht werd gevonden en aan Lella zou worden gemeld. Die riep de Focolarina dan ook onmiddellijk bij zich en confronteerde haar - in mijn bijzijn - op kleinerende wijze met haar geloften, de onjuistheid van onze relatie, en het feit dat ze in mijn slaapkamer was gekomen. 
Lella sprak haar aan als een strenge moeder alsof zij mij moest beschermen tegen deze Focolarina die haar prioriteiten niet duidelijk had. Terwijl wij twee volwassenen waren die gewoon wat ruimte nodig hadden om onszelf als mens te zien. Lella daarentegen overschreed ongevraagd grenzen, bij haar zoals bij mij. Ze kon de rol van moeder naar believen verwisselen met die van verleidster, alleen omdat ze de hoogst verantwoordelijke persoon in Nederland was. Voor zo'n hiërarchische toppositie in Focolare is geen professionele psychologische begeleiding. De Braziliaanse Focolarina haalde in dit geval het slechtste in Lella naar boven en kreeg na diens frustratie en jaloezie, de schuld van onze 'bijzondere vriendschap'. Maar wie had dat bewezen en Lella aangesproken zich te verantwoorden?
Binnen enkele dagen besloot het Centrum voor het Werk in Rome om de Focolarina uit de beweging te zetten en haar met slechts € 1000 terug te sturen naar Brazilië. Lella zei dat zij dit zelf niet zo had gewild, maar gehoorzaam moest zijn aan het oordeel van Rome. Daarmee werd een zeer capabele vrouw van 49 jaar oud na 25 dienstjaren en grote economische bijdragen in een Europees Focolare, zomaar afgeschreven. Het was een gunst van Lella dat ik haar met de Focolarine naar het vliegveld mocht brengen en amper een minuut had om afscheid te nemen. Daarna wilde niemand meer weten hoe we het zouden overleven, 1.000 kilometer uit elkaar en buiten de ‘Focolare-familie’.

Een paar maanden later belde Lella me uit het niets om te vragen hoe het ging. Of ik niet nog een keer met haar wilde praten? Het was tenslotte niet mijn schuld dat een Braziliaanse Focolarina me had verleid terwijl ze met God getrouwd was. En Lella oordeelde zelfs dat Brazilianen nou eenmaal een jong volk waren en nog niet spiritueel volwassen... Ik bleef natuurlijk altijd welkom. Opnieuw was ik geschokt en werd nu boos. Ik heb haar precies gezegd wat ik van de situatie vond, en beëindigde het gesprek met de woorden: "Jullie hangen zelf mensen aan een kruis om er vervolgens onder te gaan staan bidden!". In korte tijd werd het Genhuis verkocht en was ik dus dakloos geworden. Gelukkig had God me niet in de steek gelaten en een Amsterdamse vriendin voor mij nog een kamer gevonden.

Begrenzingswonden

Na een paar jaar ontmoette ik in Amsterdam een Engelse actrice, Clare, die zowel (politieke) cabaret deed als in de Buddy Holly musical in Londen speelde. Ze was mijn kroeg binnengekomen tijdens de jaarlijkse Queen's Day festiviteiten en ging op de kruk naast me zitten. Nog voor we elkaar gegroet hadden fluisterde ze in mijn oor: "Can I call you Sir?” Ik herkende haar speelse elitaire gedrag, en zij doorzag blijkbaar mijn afstandelijkheid. Die avond daagde Clare me uit om als dominante partner in een seksueel spel mee te gaan. Ik wist niet wat ik moest doen en viel automatisch terug op gedrag zoals ik in focolare kende: dienend leiden en lijdend dienen. Erop of eronder, en bij Clare was ik iemand die haar fysiek zou beperken. Middels handboeien gaf ze me opdracht om haar onderdanige intimiteit, vorm te geven. Ik had toen nog niet door dat ik opnieuw in een misbruiksituatie beland was, alleen nu in omgekeerde vorm. Ik meende dat ik mijn leven in de hand had, maar in werkelijkheid bepaalde Clare hoe mijn dominantie eruit moest zien. 

Ik raakte helemaal verstrikt in mijn eigen seksuele behoeften. Het fysieke rollenspel met Clare werd essentieel voor me waardoor ik voortdurend op en neer reisde naar Londen. Tot we na enkele maanden besloten dat ik bij haar zou intrekken nu ze twee musicalshows per dag moest doen, zeven avonden per week. Aangezien we genoeg geld hadden om te reizen, zou ik mijn laatste jaar van de kunststudie in Amsterdam afmaken vanuit Londen. Ik annuleerde mijn huis in Amsterdam en dacht dat ik klaar was om 'opnieuw te beginnen'.
Het duurde nog zeker een maand voordat ik erachter kwam dat Clare al jaren verslaafd was aan cocaïne en haar dealer in het theater had. Ik voelde me misleid en verraden en nam mentaal afstand van haar. Ik werd als een eiland op haar eiland, met alleen nog een paar Nederlandse vrienden bij wie ik troost kon vinden. Ze gaf mij de schuld dat ze meer cocaïne was gaan gebruiken en moedigde me aan haar strakker vast te binden en haar vervolgens te slaan. Meegezogen in haar fantasieën en mijn eigen behoeften, belandden we op extravagante feesten met acteurs en veel beroemdheden uit de theaterwereld. Haar grenzen werden de mijne.

Deze schadelijke relatie duurde een jaar en het drugsgebruik van Clare bracht andere psychische problemen bij haar naar boven, zoals de verzwegen MPD, Multiple Personality Disorder. Ik leerde meerdere persoonlijkheden in Clare kennen die elkaar afwisselden, wat heftig was. Ze biechtte toen op dat ze gestopt was met lithium, wat een en ander nog versterkte. Ik had geen energie meer over en met mijn laatste kracht heb ik haar dringend doorverwezen naar een psychiater. Dezelfde nacht nog ben ik op de veerboot naar Amsterdam gestapt. Het enige wat me warm hield was een lieve onbekende die de hele reis als een engel naast me bleef zitten. 

De ingrijpende ervaringen in Londen, hadden alles te maken met twee tegengestelde mensen, waarvan de een door teveel vrijheid in haar leven het verlangen had om niet zelf te hoeven nadenken en beslissen, en de ander de behoefte om na een stringent leven met Focolare, regie te hebben en erkend te worden om wie hij was. Clare en ik waren allebei beschadigd door liefde te verwarren met het opvolgen van goed ingeklede orders. Ikzelf kende mijn eigen grenzen niet en had ook nooit geleerd hoe ik die moest stellen. Maar hoe ingewikkeld ook, ik moest nu gaan leren mezelf te beschermen tegen gehoorzaam automatisme en gewenst gedrag. Ik moest manieren vinden om op eigen gezag te leven en natuurlijke verdedigingen in te zetten.

Het was inmiddels 1991, ik was 27 jaar oud en weer terug bij af. Nog steeds niet afgestudeerd als kunstdocent en opnieuw zonder huis. Vrienden uit Amsterdam namen me bij hen op tot ik mijn eerste eigen huis aangeboden kreeg. Dat gebeurde op mijn verjaardag, wat ik als een geschenk uit de hemel ervaarde. Er zat zelfs humor in, want het huis stond tegenover het voormalige Gen-huis. In datzelfde jaar - 1992 - kon ik mijn opleiding tot kunstenaar en docent afronden en ontmoette ik mijn huidige vrouw Olga.

Gewond

Het Focolare-verleden heeft me nog jaren achtervolgd. Ik bleef lang geneigd om overal ja op te zeggen, waardoor ik ook gemakkelijk uitgebuit kon worden. Mijn natuurlijke instincten om eerst goed voor mezelf te zorgen, leken afgestompt of uit mijn persoonlijkheid gewerkt. Maar hoe kun je van anderen houden als je niet weet hoe je van jezelf moet houden?
Het was Olga die benadrukte dat niet alle mensen goed zijn, dat ik mijn innerlijk tegen hen moet beschermen. En zij maakte zichzelf soms poortwachter om misbruik van mij te voorkomen. Had ik zoveel kwaliteiten niet al bij geboorte meegekregen, dan had ik nu niet de vrijheid hervonden om door mijn spirituele en menselijke krachten te navigeren. Godzijdank dus, niet dankzij Chiara. 

Focolare is al met al in staat gebleken op indringende wijze relaties tussen mensen en God te verhinderen en verstoren. Ze maken mensen die op een geestelijke reis zijn, afhankelijk van de waardering van een beweging die Eenheid centraal zet, maar daarin de eigenheid van mensen niet werkelijk waardeert. Dat is niet goed voor een gezonde relatie met jezelf en met de wereld. 
Kleine Rosh werd onafhankelijk en compleet geboren en vervolgens in een bed tussen kinderen in een kindertehuis geplaatst. Maar zoals alle kinderen was hij afhankelijk van volwassenen voor bescherming en zorg om solide relaties met anderen te kunnen opbouwen, en in mijn geval ook met wat ik de Maker noem, God, zonder dat zijn naam belangrijk was. Focolare was eerder ingericht als een toevluchtsoord voor mensen die veiligheid of aandacht nodig hadden, niet om individuen te rijpen. In plaats van spirituele verwantschap vond ik daarom een beweging die me wilde overtuigen van iets dat ze misschien zelf misttten: “Eenheid”? Er was veel meer verdriet onder de mensen daar, dan de kans voor mij om het te helpen dragen. En het echte goud in ieder persoonlijk, werd niet op waarde geschat.

Eind 2013 gebeurde er iets vreemds. Het leek alsof ik onzichtbaar bij de hand werd genomen door alle ervaringen in mijn leven. Alsof me een spiegel werd gegeven in de woorden en daden van andere mensen, die zich gedroegen alsof zij mij waren. En terwijl ik de kans niet kreeg om die mensen te beoordelen, kon ik niet anders dan over mezelf reflecteren, wat heel zwaar maar ook mysterieus was. Behalve Olga heeft niemand dit zien gebeuren, maar het werd voor mij een uitnodiging van God om mezelf als leerling te testen, te laten zien hoe ik als mens bezig was en te leren hoe ik mijn geestelijke vermogens beter kon beheersen. En daarin bleek mijn eigen persoonlijkheid de grootste valkuil: ik boog te snel voor de mening van voorkomende mensen. 
Zo werd ik gevraagd om voorzitter te worden van de grootste huurdersorganisatie van 42.000 huishoudens in Amsterdam, wat ik in eerste instantie helemaal niet wilde. Toen ik werd aangespoord om dit toch op te pakken, heb ik veel regels en middelen voor mensen kunnen verbeteren. Maar ik heb ook beleid van de raad van bestuur goedgekeurd dat er puur op gericht was om de commerciële macht van de woningcorporatie te vergroten ten koste van de huurders. Ik had me dan laten benevelen door luxe en aandacht, en de feiten en berekeningen niet voldoende gecheckt. En zo werd op dezelfde wijze mijn wervende rol binnen een politieke partij in Amsterdam puur electoraal gebruikt, en niet om inhoudelijke idealen. 
Ik was zo voor een spiegel geplaatst, waarin ik mijn route naar herstel moest vinden. En in mijn beleving liet God me bewust vallen, om als mezelf op te gaan staan. Daar heb ik de meest waardevolle lessen in mijn leven van geleerd.

Wonden van een nieuw begin

Uit de beweging van het Focolare gaan betekent ook dat je er helemaal uitligt. De onbekende en vreemde geschiedenis vanaf mijn jeugd kan ik daarom maar met enkele anderen delen. Buitenstaanders en zelfs mijn twee lieve dochters, kunnen alleen maar vermoeden dat Focolare een soort sekte is. Ze hebben geen idee, vinden gelovig zijn al iets vreemds en hebben weinig gevoel voor en kennis van spirituele zaken. En ik zou niet weten hoe ik het anders zou kunnen vertalen dan in mijn kunstwerken. 
Gelukkig ontstond in 2022 een organisatie voor voormalige Focolarini, OREF, die dit verlies van verleden weer kon reconstrueren, door elkaars ervaringen te verwoorden en interpreteren en dit aan de verantwoordelijke RK kerk te communiceren. 
Maar de pijn blijft dat ik niet kan uitleggen hoe we als Gen kinderen eerst onbezonnen met elkaar speelden, het gewone leven deelden en net als anderen kattenkwaad uithaalden tijdens vakanties, om daarna in een geestelijk manipulatief regime te belanden. Het was niet als een scouting of een drumband, het was eerder een militair complex in een godsdienstoorlog. Het was het idee van een veilig afgebakend terrein, waar we ‘s-avond stiekem door donkere gebouwen rondspookten, gespannen om betrapt te worden door Focolarini en dan een standje of “purgatorio“ te krijgen... Tot we leerden dat de vijand niet buiten de poort was, maar in ons midden. De opgetuigde hiërarchische structuur leidde namelijk tot controle en verraad, het in de gunst komen van de ‘top’, glimlachend maar ten koste van anderen. 

Ik heb mijn schoolvriendinnetje en honderden anderen in die Focolare sfeer achter moeten laten, omdat interesse in mij beperkt zou blijven tot heroveren. Een “verloren schaap” binnenhalen verhoogt immers (tijdelijk) de status van degene die mensen terughaalt. Dus toen ik een paar jaar geleden contact opnam met Monica om te vragen hoe het met haar ging, kwam ze meteen met een oordeel van het centrum over een ex-Focolarina waarmee ik in contact ben.  Je kunt niet naïef zijn, er is geen ruimte voor vertrouwen: (her)introductie van potentiële leden is eigenlijk de belangrijkste prioriteit van het 'Werk' van de beweging. Alle leden hebben dat in gedachten, en daarom blijken de vele veronderstelde vriendschappen die ik dacht te hebben opgebouwd, uiteindelijk niets meer te zijn dan oppervlakkige kennissen.

Focolare is voor mij voorbij en teveel om over te rouwen. Daarom ben ik gaan doen waarvan ik zeker weet dat het blijvende waarde heeft: mezelf wijden aan kunst en mijn zielsinhoud delen met de mensen met wie ik een natuurlijke band ervaar, zoals met enkele voormalige Focolarini. Samen laten we zien dat we als mensen compleet zijn, en willen we ons hart laten spreken voor het goede. En voor mij is er God die me steunt, liefheeft en me de vrijheid en het vertrouwen geeft om het juiste pad te bewandelen. Zo ben ik pas sinds kort het leven van Jezus gaan begrijpen als een perfect voorbeeld van een ridder die leefde wat hij anderen wil leren: Het ware meesterschap.  

Rosh Knoope.

...Van goede huize.

Share by: